Beleidsontwikkeling

Het verslagjaar was het derde jaar waarin de herziene World Anti-Doping Code 2009 (de Code) van kracht was. De Code wordt in Nederland geïmplementeerd door de vaststelling – door de verschillende topsportbonden - van het Nationaal Dopingreglement (NDR). Op basis van de ervaringen met dit NDR en op basis van andere WADA regelgeving is in 2011 een volgende versie van dit reglement geschreven en aan de bonden aangeboden. Deze nieuwe versie is door WADA getoetst aan de Code, en het commentaar van WADA is in het reglement verwerkt. In vrijwel alle sportbonden was dit vernieuwde reglement vanaf (uiterlijk) het begin van 2012 van kracht.

Het antidopingbeleid van NOC*NSF zoals dat in 2007 in nauwe samenwerking met de Dopingautoriteit tot stand werd gebracht vormde ook in 2011 de basis onder ons werk. Centraal hierbij staat dat de nationale en internationale top van de Nederlandse sport het primaire werkterrein van de Dopingautoriteit vormen. Keerzijde daarvan bleef dat er niet intensief gecontroleerd kon worden op de lagere competitieniveaus.

In de loop van 2011 bracht een uit zeven bondsdirecteuren samengestelde Werkgroep doping van NOC*NSF een rapport uit over het Nederlandse antidopingbeleid. Het rapport bevat 12 aanbevelingen aan de Nederlandse sport. De implementatie van deze aanbevelingen vereist in bijna alle gevallen betrokkenheid van de Dopingautoriteit, en de punten die door de Dopingautoriteit zelfstandig gerealiseerd kunnen worden, zijn al in 2011 ter hand genomen.

Eind 2011 startte WADA met het consultatieproces dat eind 2013 tot herziening van de Code moet leiden. In nauw overleg met VWS, NOC*NSF en de Atletencommissie van NOC*NSF heeft de Dopingautoriteit de eerste Nederlandse bijdrage voorbereid.

In het nieuws

De directeur fungeert als woordvoerder van de organisatie en hij onderhoudt hiertoe intensieve contacten met een groot aantal Nederlandse journalisten. Naast de vele individuele contacten met de media werd in 2011 opnieuw een bijeenkomst voor (sport)journalisten belegd, en werden 16 persberichten uitgebracht.

In 2011 was wederom sprake van een aantal dopinggerelateerde gebeurtenissen die zeer veel publiciteit opleverden, en de Dopingautoriteit werd daarbij veelvuldig om commentaar gevraagd.

De controlewerkzaamheden van de Dopingautoriteit zijn zich steeds nadrukkelijker op de absolute top van de Nederlandse sport gaan richten. Dit is waarschijnlijk de verklaring voor het feit dat bij het brede publiek bekende Nederlandse topsporters vaker dan vroeger met een dopingzaak geconfronteerd worden. De Dopingautoriteit genereert zelf geen publiciteit rondom deze zaken, maar via de sporter of langs andere kanalen komen deze Nederlandse dopingzaken toch vaak uitgebreid in de publiciteit.

Case management

Sinds 2007 is er sprake van een daling van het aantal dopingzaken dat bij sportbonden of internationale federaties is gemeld, maar in 2011 was weer sprake van een lichte stijging. Tegelijkertijd is er de afgelopen jaren sprake van een snel toenemende complexiteit in de wijze waarop een deel van die zaken moet worden behandeld, en die ontwikkeling heeft zich in 2011 uitdrukkelijk doorgezet. Het aantal werkuren dat met elke individuele zaak gemoeid is, was dan ook groter dan ooit.

Samenwerking

De Dopingautoriteit verricht haar taken voor en met de (georganiseerde) sport en de daarbij behorende organisaties. Vanzelfsprekend zijn dat allereerst de Nederlandse sportbonden, waarmee vele contacten onderhouden worden, die bovendien betrekking hebben op vrijwel alle aspecten van het werk van de Dopingautoriteit. Met bepaalde andere organisaties waarmee regelmatig wordt samengewerkt wordt deze samenwerking vastgelegd in een convenant. In 2011 werden twee convenanten afgesloten, met de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) en met stichting Service Médical.